Nu we ons
midden in de verkiezingsstrijd bevinden, vliegen de termen links en rechts ons weer
dagelijks om de oren. Dan denk je wellicht dat iedereen hetzelfde beeld heeft
bij links en rechts. Nou dat blijkt dus niet het geval. Wat als links of rechts
wordt bestempeld is cultureel bepaald. En aangezien wij in een multiculturele
samenleving wonen, kun je dus niet zomaar aannemen dat als jij het over ‘links’
hebt, jouw toehoorder begrijpt wat jij bedoelt, laat staan er hetzelfde beeld
bij heeft.
Taalkundigen
en antropologen onderzoeken al jaren de waarneming. Onder meer het Max Planck
Instituut (MPI) in Nijmegen bestudeert taal in al haar facetten. Onderzoekers
aan het MPI bestuderen hoe we taal produceren en begrijpen, hoe we deze
vaardigheden leren en wat hierin de rol is van onze genen en onze
cultuur. Taal is het enige communicatiesysteem van dieren dat radicaal
verschilt in vorm en betekenis binnen sociale groepen van dezelfde soort, een
feit dat is verwaarloosd in de cognitieve wetenschappen.
Volgens
de taalonderzoekers worden verschillen in waarneming verklaard door een andere manier
van ruimtelijke waarneming. Wij verstaan onder links en rechts een plaats, een
richting of een beweging. Wij gaan daarbij uit van de plaats waar wij onszelf
bevinden ten opzichte van het voorwerp of de beweging, kortom wij nemen ons
eigen lichaam als maatstaf. Onderzoeker Stephen Levinson van het MPI heeft
ontdekt dat andere volkeren andere referenties als maatstaf nemen. Wereldwijd
zijn drie verschillende uitdrukkingswijzen voor ruimtelijke oriëntatie
gevonden. De meest gebruikte is de ons bekende relatieve, egocentrische benadering.
Een tweede manier gaat uit van de windstreken. Die liggen vast en geeft dus
absolute waarden, in tegenstelling tot de eerste methode die uitgaat van ons
eigen beweeglijke lichaam. Deze tweede methode wordt door 30% van de
wereldtalen gehanteerd, waaronder de Australische inheemse bevolking. De derde
manier gaat uit van de plaats van het object ten opzichte van een ander object,
de zogenaamde intrinsieke of objectgerichte benadering. Dat deze methoden tot
verschillende uitkomsten leiden, blijkt wel uit de volgende voorbeelden:
Wij
zeggen: de vork ligt links van de lepel. De culturen die de tweede methode
hanteren leggen de vork ten noorden van de lepel. En als je de derde methode
volgt dan ligt de vork aan de neus van de lepel. Dit levert toch interessante
gesprekken op.
Men is
er nog niet uit of deze verschillende methodes het gevolg zijn van verschillen
in cultuur, levensomstandigheden, kennis van de ruimte of taalgebruik. Interessant
daarbij is dat drie Maya-volken, de Mopans, de Yukateks en de Tzeltals in een identieke
landelijke omgeving leven, echter ieder een andere methode voor ruimtelijke
waarneming gebruiken.
Bedenk
dus, dat als je iemand de weg wijst, deze niet door iedereen goed begrepen zal
worden, hoe helder je het ook uitlegt…
Bronnen:
Max Planck Instituut, Het Parool